ZANDVOORT - Wijksteunpunt De Blauwe Tram organiseert, in samenwerking met de Bibliotheek Zuid-Kennemerland, een verhalenmiddag. Op woensdag 13 juni vertelt Jan Krol over schelpen, schelpenkarren, paarden, cement en het belang ervan voor Zandvoort. De lezing vindt plaats van 14:00 – 16:00 uur in de Grote Zaal van De Blauwe Tram.

Het beroep van schelpenvisser, ook wel schelpenbagger genoemd, is in Zandvoort inmiddels uitgestorven.
In de 12e eeuw komen we het beroep van schelpenvisser al tegen. Op houten wagens met schotten werden de schelpen vanuit Zandvoort door de duinen naar de Leidsevaart en het Spaarne in Haarlem gebracht. Daar werden de schelpen overgeladen in een schip om vervoerd te worden naar de kalkovens of de glasindustrie. Dit transport naar Haarlem was zeer tijdrovend en over de verdiensten moest ook nog belasting worden betaald.

Accijns op het schelpenvissen werd afgeschaft
Het is aan twee Zandvoortse schelpenvissers te danken dat in 1394 hertog Albrecht van Beieren de accijnzen op het schelpenvissen afschafte, waardoor dit beroep opbloeide. Kalk van schelpen stond in de 17e eeuw hoog aangeschreven en de meeste kalkovens lagen ver van de kust. De dichtstbijzijnde lag in Akersloot.

Kalkovens in Akersloot in onbruik
Na de Tweede Wereldoorlog werden de kalkovens in Akersloot niet meer gebruikt en werden zij afgebroken. Gelukkig niet voor de sloop maar om weer opgebouwd te worden in het Zuiderzeemuseum.

Bloedbuurt
Het opvissen van schelpen was alleen weggelegd voor gespierde mannen. Met schelpnetten (de beugels) werden de ‘schilpkarren’ voorzien van hun lading. Als de kar vol was, vertrok de schelpenvisser naar de ‘Bloedbuurt’, waar nu de Brugstraat is.

Per trein naar de kalkfabrieken
Vandaar uit ging het, toen de trein in Zandvoort zijn intrede deed, per spoorwagon naar de kalkfabrieken. Toen het toerisme in opkomst kwam, was het snel afgelopen met het schelpenvissen, er was makkelijker en sneller geld te verdienen.